Paddenstoelenexcursie Duivelshof, zondag 16 oktober 2022
De jonge Engelse bioloog Sheldrake vertelt in zijn boek ‘Verweven leven’ hoe hij urenlang met een lepel in de weer was om schimmeldraden bloot te leggen: hij wilde erachter komen hoe paddenstoelen met hun zwamdraden zijn verbonden met bomen en planten en wilde daar alles van weten. Dat gaan wij niet doen. Van de zes deelnemers heeft niemand een tuinschopje meegenomen, en ook bij onze gids Marianne Oude Tijdhof is dat idee niet in haar hoofd opgekomen. Toch bukt, knielt, strekt, buigt menigeen van ons zich over die wonderlijke dingen die wij paddenstoelen noemen, dus daar ligt het niet aan. We komen alleen met een andere reden naar paddenstoelen kijken: we vinden het ‘alleen maar’ mooi dat ze er zijn, de dingen zelf krijgen onze aandacht. Het is zacht weer, het zonnetje schijnt, het wordt een mooie morgen.
Vorig jaar oktober liepen we hier ook en het valt op dat we van de 63 soorten die we dit jaar zullen noteren er maar 17 op het lijstje van 2021 terug te vinden zijn. Zoals bijvoorbeeld de narcisridderzwam met zijn zwavelgele lamellen en die zo heerlijk kan stinken naar gas of teer. Van de amanieten, een groep paddenstoelen waarvoor je altijd moet oppassen, zagen we ook dit jaar de verdachte gele knolamaniet en een paar mooie vliegenzwammen, maar nieuw deze keer is de dodelijke groene knolamaniet. Een middelgroot exemplaar bevat meestal voldoende gifstoffen voor een dodelijke en ook akelige afloop.
Dit jaar staan veel paddenstoelen die klein van stuk zijn op de lijst, en zonder Marian zouden we er veel over het hoofd hebben gezien. Een fraai voorbeeld daarvan is het oorlepelzwammetje: het bruinige hoedje staat op een zijdelings geplaatst steeltje (vandaar de naam oorlepeltje). Je moet een loep pakken om aan de onderkant van het hoedje de stekeltjes op te merken waar zich de sporen vormen. Schitterend om te zien. Je kunt het zwammetje het hele jaar tegenkomen, en wel op liggende of begraven dennenkegels. Grappig mooi is ook het muizenstaartje (officieel muizenstaartzwam, maar dan klinkt ie opeens een stuk groter). Met een hoedje van 0,3 – 1 cm wist ook de paardenhaartaailing op te vallen, mede door zijn sprekende naam.
De namen van paddenstoelen zetten je soms op het verkeerde been. Als Marian wijst op de eikenboleet, de beukenmelkzwam en de beukwortelzwam schat je het goed in als je aanneemt dat deze zwammen vaak onder eik dan wel beuk groeien. Maar als we tegen een kastanjeboleet oplopen merkt Marian op dat die zwam vanwege zijn kleur zo heet, en niet omdat hij onder kastanjebomen zou groeien. Dat geldt natuurlijk ook voor het glanzend druivenpitje dat we op een tak zagen, ook weer zo’n kleine ‘paddenstoel’ met zijn geel- tot roodbruine vruchtlichaampjes van 0,6 – 1,5 millimeter groot. En omdat hij ‘loopt’, zich op zijn tak verplaatst, moet je hem strikt genomen niet een paddenstoel maar een slijmzwam noemen.
Behalve deze elf in het verslag genoemde soorten zagen we er nog zo’n vijftig meer: wie daar nieuwsgierig naar is kan ze allemaal vinden op de site van de Vereniging Heemkunde oalde gemeente Weersel onder het kopje Natuur.
Terug op de parkeerplaats van Natuurmonumenten aan de weg van De Lutte naar Losser, tegenover de Duivelshofbosweg praten we met een kopje koffie van Toon in de hand en een koek van Mieke nog even na. Volgend jaar om deze tijd zullen we veel van wat we vandaag hoorden en zagen weer vergeten zijn, en toch zullen de meesten dan weer van de partij zijn om ons opnieuw over de wondere wereld van de paddenstoelen te laten verbazen. Iedereen die bijdroeg aan het slagen van deze ochtend wordt bedankt en dan gaat iedereen weer zijn of haar eigen weg.
Antoon van der Vring