Paddenstoelenexcursie in het Duivelshof 22 oktober 2017
We treffen elkaar op de parkeerplaats van Natuurmonumenten aan de weg van De Lutte naar Losser, tegenover de Duivelshofbosweg. De herfst is net een maand oud en het blad boven ons hoofd begint zijn bladgroen terug te trekken. De lucht is grijs en het miezert een beetje, maar ook dit hoort bij herfst; niemand van de vier mannen en de evenzovele vrouwen die aan de excursie deelnemen hoor je dan ook mopperen. Marian Oude Tijdhof is zoals gewoonlijk onze gids. We lopen de lange beukenlaan in die haaks op de Lossersestraat staat, maar niet nadat ze ons gewezen heeft op een groepje draadvormige vruchtlichamen, geelwit van kleur: het zijn draadknotszwammen, een wel erg gewichtige naam voor naaldjes van amper zes centimeter lang en twee millimeter breed. Marian verrast ons even later door ons aan een zwavelgele plaatjeszwam te laten ruiken, narcisridderzwam geheten, maar in plaats van narcissengeur snuiven we vieze gaslucht op. Marian heeft de route gisteren zichtbaar voorgelopen: een paar stappen terzijde van het pad staat onder het nog dichte bladerdek van beuken een stokje bij iets donkers. Een zaklamp laat de leigrijze onregelmatige hoed van de zwarte kluifzwam zien. Later komen zullen we ook nog de witte kluifzwam tegenkomen.
Terwijl wij nu eens bij deze en dan weer bij die paddenstoel stilstaan, maakt onze gids ons telkens weer wat wijzer over het doen en laten van zwammen, zoals over wat en hoe ze eten, waar ze wonen, wat voor werk ze doen. Zo vind je onze narcisridderzwam altijd bij loofbomen, of bij een beuk of bij een eik. Om aan zijn eten te komen werkt deze paddenstoel daarmee samen: hij omgeeft de wortels van de boom met schimmeldraden waardoor die beter water en voedingsstoffen kan opnemen, en als tegenprestatie krijgt de paddenstoel op zijn beurt weer producten zoals zetmeel en suikers van de boom. Marian wijst nog een voorbeeld van dit soort samenwerking aan: de beukwortelzwam. Ongeveer 800 van de ruim 3500 paddenstoelen in Nederland leven in symbiose met bomen, en zijn dus van elkaar afhankelijk. De meeste zwammen komen echter op een andere manier aan hun eten: zij verteren afgevallen bladeren, takjes en takken, strooisel. Ze worden opruimers genoemd, en onze draadknotszwam op de parkeerplaats is daar een voorbeeld van, evenals de gewone zwavelkop die we verderop vinden. Zonder het afbreken van dat dode spul zou een bos omkomen in zijn eigen afval. Maar er zijn ook paddenstoelen die niet wachten tot de plant gestorvenen is, en bomen en planten aanvallen zo gauw die tekenen van zwakte of ziekte gaan vertonen, en ook gezonde planten zijn soms niet veilig. De echte honingzwam die we zagen is daar een voorbeeld van. Behalve de zeven hier genoemde paddenstoelen bekeken we er nog 41 andere: u kunt ze, netjes gegroepeerd, terugvinden op de site van de Vereniging Heemkunde oalde gemeente Weersel, onder Natuur. Terug op de parkeerplaats sluiten we af met koffie van Toon. Nadat Marian en Toon voor hun diensten zijn bedankt, keert ieder tevreden huiswaarts.
Antoon van der Vring
Kijk hier voor het paddenstoelenoverzicht 2017>>>>