Paddenstoelenexcursie op havezathe Het Everloo Rossum,8 oktober 2023 

 

Rodekoolzwam

Paddenstoelengidsen heb je in alle soorten en maten, maar daarover straks misschien meer. Als we om 8:30 uur die morgen aan de Everlostraat 16 starten met lopen zijn we, onze gids Marianne Oude Tijdhof niet meegerekend, met tien mensen. Drie daarvan zijn nieuw, in die zin dat dit hun eerste paddenstoelenexcursie is. Vandaar komt kort een op het eerste gezicht misschien vreemde vraag aan de orde: waar kijk je eigenlijk naar als je met je neus naar de grond naar paddenstoelen zit te zoeken? Zijn paddenstoelen een soort planten?  En ze hebben zeker weten toch niks met ons en de dieren te maken? Nou, daar zou je je wel eens op kunnen verkijken, want minstens in één opzicht hebben ze zeker meer met ons gemeen dan met de bomen waar we tussendoor lopen: net als wij moeten ze hun eigen kostje bij elkaar scharrelen: alles met bladgroen maakt zijn eigen eten,

Kleverig koraalzwammetje

maar deze wonderlijke gave mist zowel de mens als de paddenstoel, of beter is het te schrijven  ‘mist de schimmel of de zwam’, want wat wij zien, de paddenstoel dus, is alleen het vruchtlichaam, de ‘appel’ of de ‘peer’ zeg maar van de schimmel. Hoe schimmels aan hun kostje komen daar kun je geen simpel beeld van geven, want evenmin als bij ons iedereen een haas gaat schieten als hij honger krijgt of in het bos nootjes gaat verzamelen, net zomin lossen schimmels allemaal op dezelfde manier hun eetprobleem op. Ik kom daarop terug als we bij de echte honingzwam zijn aangekomen.  

Rhizomorfen

Nog iets om te vermelden: er zijn grofweg zo’n vijf miljoen soorten schimmels op de wereld maar slechts 10 % daarvan maakt paddenstoelen, vruchtlichamen dus, aan. En die zijn er ook nog eens niet elk jaar en bovendien hoogstens een paar dagen of weken, met andere woorden: hoe zeer we tijdens deze excursie ook ons best zullen gaan doen: het meeste van de ‘paddenstoel’ (lees: schimmel of zwam) zullen we niet te zien krijgen. Het maakt er het rijk van de schimmels dat we nu betreden alleen maar geheimzinniger door. 

Er vallen een paar druppeltjes wanneer we het Everloo inlopen, maar gelukkig hoeft de paraplu die Jan voor de zekerheid heeft meegenomen niet te worden uitgeklapt. Het is best mooi weer voor dit type excursie, misschien was het in het begin nog een beetje te donker, zeker met dit grijze weer. Maar dit ingespannen moeten kijken had ook te maken met het feit dat veel van de 56 soorten paddenstoelen die we deze morgen hebben opgemerkt er veel aan de kleine kant waren. Ik zal van het hele rijtje er hier maar een paar vermelden, voor de volledige lijst moet u kijken bij excursieverslagen 2023 op de site van Heemkundevereniging Weerselo. Zo kwamen we vijf soorten boleten tegen, waaronder de holsteelboleet de meest bijzondere was, zeker in de goudgele vorm waarin wij hem zagen: zelden te vinden en zeldzaam mooi van kleur. In de groep russula’s troffen we eveneens vijf soorten, en van de met russula’s verwante groep melkzwammen kwamen we twee soorten tegen: de kaneelkleurige en de rimpelende melkzwam. Altijd leuk om bij stil te staan zijn de koraalzwammen. We gebruikten voor de asgrauwe en de kleverige koraalzwam de loep van onze gids. Marianne had een dag eerder de route voorgelopen en een stok neergelegd bij een duivelsei, ook wel heksenei genoemd, vlak bij een geschubde inktzwam. Een duivelsei is het oorspronkelijk vruchtlichaam van de stinkzwammen. Uit dat ‘ei’ komt de paddenstoel tevoorschijn, in dit geval is dat de grote stinkzwam. Als je het ‘ei’ opensnijdt kun je er fraai aan illustreren hoe de stinkzwam zich ontwikkelt, en dat gebeurde hier dus ook. Het ‘ei’ is eetbaar: iedereen deed, soms wat aarzelend, mee en proefde de radijsachtige smaak ervan.

De sporen van de grote stinkzwam worden verspreidt door de vliegen

Ik had beloofd nog terug te komen op het eetprobleem dat zwammen net als mens en dier hebben, hoe ze dat zoal oplossen, en ik neem de echte honingzwam daarbij als voorbeeld. Als je het vruchtlichaam dat wij paddenstoel zijn gaan noemen even tussen haakjes zet en naar het geheel kijkt dat zoals gezegd voor een groot deel aan onze blik onttrokken is, zul je er snel achter komen dat een schimmel niet zozeer een ding is maar een levend organisme. Bij de honingzwam is dat onmiskenbaar: op een gegeven moment kwamen we bij een stam bedekt met wat je zwarte veters zou kunnen noemen, of een beetje op wortels lijkende snoeren, en vaak heb je dan met de honingzwam te maken. Mycologen noemen die dingen rhizomorfen. Als je die ziet betekent dit dat het deze honingzwam bijna niet meer lukt van het dode hout van deze boomstam te leven, en een nieuwe fase moet ingaan om te overleven: hij moet op stap gaan om een nieuwe voedselbron te vinden. Daar dienen die zwarte ‘snoeren’ voor. Die zwarte ‘snoeren’ fungeren als aan een soort buizen waarin een deel van de zwamdraden zich verplaatsen richting een potentieel nieuwe voedselbron, een liefst wat ziekelijke boom bijvoorbeeld, maar een honingzwam is agressief en aarzelt niet ook een nog gezonde boom aan te vallen. Heel snel ‘loopt ’de honingzwam niet: een meter tot een paar meter per jaar, en zij kunnen strengen vormen tot wel zo’n negen meter lang. Via de wortels van de boom komt hij bij zijn slachtoffer binnen. Er zijn ook vriendelijke schimmels die met een boom gaan ‘onderhandelen’ als het ware: als jij mij suikers levert krijg je van mij mineralen en eventueel water: zij ‘kiezen’ voor samenleven, symbiose dus. Een derde manier derhalve om aan eten te komen. 

In de eerste regel van dit verslag stelde ik misschien nog de paddenstoelengids tot onderwerp te maken, maar gezien de lengte van het verslag laat ik dat rusten. Wie weet komt dat een andere keer aan bod. We sluiten af met Marianne te bedanken, en door gewoontegetrouw met een kop koffie van Toon in de hand wat na te praten, en wensen tenslotte iedereen een veilig thuiskomen. 

Antoon van der Vring